vrijdag 2 maart 2012

Hotel Living-room, deel III.

Nijmegen, 3 december 2008,

Niet iedereen hier kent me even goed.
Ik woon op een kamer van dertig vierkante meter.
Niet omdat ik geen geld heb voor een grotere woning,
maar omdat ik liever niet meer gebruik dan ik nodig heb.
Om diezelfde reden heb ik ook geen auto en eet ik
eigenlijk alleen vlees wanneer ik ergens te gast ben,
waar mij een gerecht met vlees voorgeschoteld wordt.

Mijn vriendenkring komt uit alle lagen van de bevolking,
Iemands huidskleur, voorkeuren en geslacht zijn voor mij
de verschijningsvormen van steeds weer een unieke ziel
die zich daarin heeft gehuisd als een Hotel Living Room.
(En oja, natuurlijk zijn er verschillen te benoemen,
maar waarom zouden we als we weten dat we allemaal,
als zielen in lichamen, kinderen van deze moeder Aarde zijn?)
[Eenheid in verscheidenheid, zo noemen de Bahai dat.]

Ik schreef jullie al over de thuisloze B in mijn twee vorige
blogs. Het afgelopen weekend had hij bij mij gelogeerd.
Een vriend van me die bij Stichting Dak en Thuislozen werkt
had donderdag voor B naar de nachtopvang gebeld om te vragen
of er een slaapplaats was, maar kreeg glashard te horen dat
alle bedden er bezet waren.

Mijn televisie bleef uit, mijn schrijfzin zette ik opzij.
B was nu bij mij. Als ik moest werken (en dat moest ik
toevallig jammer genoeg iedere dag) ging B met mij mee
naar buiten en we troffen elkaar na acht en een half uur
weer in de stad om vervolgens naar mijn kamer terug te gaan.

Daar zette ik mijn laptop aan. Mijn muziekcollectie hierop
is aardig groot en divers en ik nam B mee naar verschillende
artiesten, stijlen, landen en tijden. Ondertussen waren we
vaak alleen maar stil en dronken aten rookten wat terwijl
de klanken van de muziek ons vervulden.
"Jij beseft niet hoe ik het nu ervaar dat ik hier ben,"
zei B tegen me, "want jij weet nog niet hoe mijn verleden
eruit ziet. Maar ik weet zeker dat ik dit moment mijn hele
leven nooit meer zal vergeten."

Gedurende de dagen opende B zich steeds een stukje meer.
We spraken over hoe mensen in deze tijd met elkaar omgaan.
Met name over dat mensen van nu wel veel praatten, maar dat
er weinig welbedacht en welbezield gesproken werd en er al
helemaal weinig geluisterd en gevraagd werd. Het pijnlijke
besef ook hoeveel mensen wel keken maar niet zagen -of
wegkeken. Wegkeken van de werkelijkheid.

B en ik noemden ons allebei idealisten. Hij en ik hadden
daar alleen een ander standpunt in. Hoe en wat nu precies
onze verschillende standpunten waren had ik in het begin
nog niet zo duidelijk. Dat kwam pas later.

Vier nachten had B bij mij gelogeerd. Vier dagen had hij
voor het Centraal Station gestaan en daar zijn tijd versleten,
onderwijl verkleumd en gemeden. Elke nacht werd zijn hoesten
luider en heftiger. Ookal gaf ik B geld mee zijn dagen warm
in bijvoorbeeld een café door te kunnen brengen, hij koos er
toch voor buiten te blijven. Waarom?

Omdat B en ik de afgelopen dagen veel en oprecht samen waren
geweest, was er al een intense band tussen hem en mij ontstaan,
waarin we in grote eerlijkheid en openheid communiceerden,
in woorden alsook in stilte.
Voor B's laatste nacht bij mij liepen we de avond naar huis.
B hoestte de longen uit zijn lijf.

Een andere bekende van B had hem die maandagavond letterlijk
in de kou laten staan. B zou die nacht bij hem kunnen blijven
slapen. Ze zouden elkaar daarom om kwart over acht voor het
CS treffen. B had geen mobiele telefoon en deze andere man
ook niet. De man was niet komen opdagen en toen B naar diens
huis liep was daar een vriend op bezoek en kwam B niet gelegen.

"Heb je nog verder gekeken voor een plaats om te overnachten?"
B antwoordde dat hij gebeld had naar de nachtopvang die hem
opnieuw hadden verteld helemaal vol te zitten. Bij het CWI had
B een formulier meegekregen dat hij me liet zien. Het zag eruit
alsof het ingevuld moest worden door een verhuurder die aangaf
B in huis te willen nemen. Dit inmiddels in vieren opgevouwen
vodje was B door de ambtenaar meegegeven als antwoord op zijn
vraag waar hij die nacht zou kunnen slapen.
Daar liepen we dus weer, B en ik, op weg naar mijn kamertje.
Hij zou opnieuw bij mij logeren. Ik was kwaad en voelde me hier
schuldig over naar B.

Daar besefte ik het en ik zei: "Het spijt me dat ik stil ben, B,
maar ik ben boos. Niet op jou, maar op dit systeem. Weet je,
ik werk en over mijn loon wordt belasting geheven om bijvoorbeeld
de sociale voorzieningen van te betalen. Maar kijk, het werkt niet."
Ik zweeg weer. Wat hadden B en ik hierover te zeggen? Ieder op onze
eigen manier stonden we hier machteloos in. We liepen zij aan zij
zwijgend door de Nijmeegse straten richting mijn kamer.
Alleen de straatgeluiden en B's hoesten klonken er.

"Ben je vandaag weer de hele dag op het Centraal Station geweest?"
vroeg ik wat verder op weg aan B.
B zei zijn "Ja" op zachte en vragende toon.
B's verhalen over zichzelf kolkten nu door mijn geest, mijn
niet-begrijpen groeide en groeide tot ik niet meer anders kon
dan hem te vragen: "Houd je eigenlijk wel van jezelf? Waarom blijf
je de hele dag in de kou staan terwijl je ook binnen kan zijn?
En hoe kun je zonder van jezelf te houden ooit aan je ideale
wereld bouwen?"

Een snik naast mij weerklonk. Oef, in de roos, dacht ik.
B's idealisme noemde hij "in stukken geslagen". Dat maakte dus
het verschil in onze standpunten: We spraken wel over hetzelfde,
maar toch vanuit een heel andere blik. Het deed (en doet) mij
pijn dat B zijn ideale wereld slechts kon laten zien aan de hand
van de verschillende scherfstukken in zijn handen,
als een soort herinnering aan wie-hij-ooit-was.

Misschien duurde het wel een uur dat B thuis huilde op mijn
schouder. Ik dacht ondertussen: het stopt wanneer B stopt -en
de minuten tikten en draaiden zich de geschiedenis in.
"Al jouw idealen zijn de mijne, B. We hebben ze met elkaar gedeeld.
Geloof je dat je ooit weer heel kunt zijn?" vroeg ik.
"Ja," snikte B in mijn jas, opgevolgd door meer stille tellen.

De muziek op mijn laptop is allemaal netjes gecategoriseerd.
Er staat ook een aardig gevuld mapje afrikaanse muziek op, waar
ik het nu wel gepast voor vond deze eens op shuffle aan te zetten.
O! Het was alsof er een toverstafje door mijn kamer had gezweefd
en B betoverd had. Al vaker hadden we tegen elkaar gezegd dat de
woorden "music" en "magic" niet voor niets zo op elkaar leken,
nu deed die magie haar werk bij B. Ondersteund door de klanken
uit Afrika vertelde hij honderduit over zijn herinneringen aan
Ghana met zoveel energie en passie. Mijn kamer vulde zich met de
energieke geest van B. Ik heb zijn levensenergie gezien.

Die ochtend liep B weer met me mee over de straten op weg naar
mijn werk. We namen afscheid. Ik zei dat ik niet wist wat ik moest
zeggen. B bedankte mij.
"Jij hebt je best gedaan, jouw ogen zijn open. Ik ga straks
naar het CWI en ik heb daar een contactpersoon. Hij heeft beloofd
te zorgen dat ik een voorschot op mijn uitkering krijg en een
plaats om te wonen."

"We zien elkaar gauw weer, B."
Vuist tegen vuist en van daaruit naar onze harten.
"Ik kom gauw weer bij je op bezoek," antwoordde B en liep
zwaaiend weg -en ik naar mijn werk.

Zit ik hier achter mijn laptop te denken hoe ik deze blog kan
afronden. Dit verhaal kent jammer genoeg nog geen einde. B is de
afgelopen nacht niet blijven logeren. Ik keek door mijn raam
naar buiten. Strepen van gure, natte sneeuw waaiden voorbij.
Nu zouden niet mijn kamer en m'n dagelijkse greep uit de portemonnee,
maar de van onze belastinggelden betaalde voorzieningen hem warmte
en onderdak verschaffen. Hoe werkelijk waar ook, ik voelde me
afschuwelijk schuldig geen passende oplossing voor B te kunnen zijn.


Had ik er vertrouwen in dat onze overheid zich nu over B ontfermde?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten