zaterdag 3 maart 2012

Hotel Living-room, deel II.

Nijmegen, 1 december 2008.

Tsjonge, wat een impact heeft deze ervaring op me, zeg! In de vorige blog las je al dat ik dit weekend tijdelijk een thuisloze man heb opgevangen in m'n kleine optrekje.

Vandaag is de beste man weer verder getrokken naar zijn volgende bestemming -en laten we hopen dat het hem de goede, gelukkige en vrij zekere richting opbrengt.

Oorspronkelijk afkomstig uit een Westafrikaans land was het voor hem nogal een cultuurshock om in Nederland te komen. Hij vertelde me in Afrika de meeste tijd van zijn leven in het oerwoud geleefd te hebben. En dan kom je plots in een geasfalteerde rimboe van ronkende rossen en rokende boomstammen van steen terecht!

Wat voor mij ook een enorm "leermoment" is, is de grens te vinden en te bewaken, de grens tussen het je verantwoordelijkheid nemen voor je medemens en het zorgen voor voldoende energie en ruimte om zelf goed overeind te blijven staan. Snap je wa'k bedoel? Ik ben er dankbaar voor ook met deze vraag geconfronteerd te zijn.

De beste man gaat verder met zijn leven. In een weekend heb ik er een heel bijzondere vriend bij gekregen, die ik hopelijk nog heel vaak ga ontmoeten en spreken!

Thanx Jah!

vrijdag 2 maart 2012

Hotel Living-room, deel III.

Nijmegen, 3 december 2008,

Niet iedereen hier kent me even goed.
Ik woon op een kamer van dertig vierkante meter.
Niet omdat ik geen geld heb voor een grotere woning,
maar omdat ik liever niet meer gebruik dan ik nodig heb.
Om diezelfde reden heb ik ook geen auto en eet ik
eigenlijk alleen vlees wanneer ik ergens te gast ben,
waar mij een gerecht met vlees voorgeschoteld wordt.

Mijn vriendenkring komt uit alle lagen van de bevolking,
Iemands huidskleur, voorkeuren en geslacht zijn voor mij
de verschijningsvormen van steeds weer een unieke ziel
die zich daarin heeft gehuisd als een Hotel Living Room.
(En oja, natuurlijk zijn er verschillen te benoemen,
maar waarom zouden we als we weten dat we allemaal,
als zielen in lichamen, kinderen van deze moeder Aarde zijn?)
[Eenheid in verscheidenheid, zo noemen de Bahai dat.]

Ik schreef jullie al over de thuisloze B in mijn twee vorige
blogs. Het afgelopen weekend had hij bij mij gelogeerd.
Een vriend van me die bij Stichting Dak en Thuislozen werkt
had donderdag voor B naar de nachtopvang gebeld om te vragen
of er een slaapplaats was, maar kreeg glashard te horen dat
alle bedden er bezet waren.

Mijn televisie bleef uit, mijn schrijfzin zette ik opzij.
B was nu bij mij. Als ik moest werken (en dat moest ik
toevallig jammer genoeg iedere dag) ging B met mij mee
naar buiten en we troffen elkaar na acht en een half uur
weer in de stad om vervolgens naar mijn kamer terug te gaan.

Daar zette ik mijn laptop aan. Mijn muziekcollectie hierop
is aardig groot en divers en ik nam B mee naar verschillende
artiesten, stijlen, landen en tijden. Ondertussen waren we
vaak alleen maar stil en dronken aten rookten wat terwijl
de klanken van de muziek ons vervulden.
"Jij beseft niet hoe ik het nu ervaar dat ik hier ben,"
zei B tegen me, "want jij weet nog niet hoe mijn verleden
eruit ziet. Maar ik weet zeker dat ik dit moment mijn hele
leven nooit meer zal vergeten."

Gedurende de dagen opende B zich steeds een stukje meer.
We spraken over hoe mensen in deze tijd met elkaar omgaan.
Met name over dat mensen van nu wel veel praatten, maar dat
er weinig welbedacht en welbezield gesproken werd en er al
helemaal weinig geluisterd en gevraagd werd. Het pijnlijke
besef ook hoeveel mensen wel keken maar niet zagen -of
wegkeken. Wegkeken van de werkelijkheid.

B en ik noemden ons allebei idealisten. Hij en ik hadden
daar alleen een ander standpunt in. Hoe en wat nu precies
onze verschillende standpunten waren had ik in het begin
nog niet zo duidelijk. Dat kwam pas later.

Vier nachten had B bij mij gelogeerd. Vier dagen had hij
voor het Centraal Station gestaan en daar zijn tijd versleten,
onderwijl verkleumd en gemeden. Elke nacht werd zijn hoesten
luider en heftiger. Ookal gaf ik B geld mee zijn dagen warm
in bijvoorbeeld een café door te kunnen brengen, hij koos er
toch voor buiten te blijven. Waarom?

Omdat B en ik de afgelopen dagen veel en oprecht samen waren
geweest, was er al een intense band tussen hem en mij ontstaan,
waarin we in grote eerlijkheid en openheid communiceerden,
in woorden alsook in stilte.
Voor B's laatste nacht bij mij liepen we de avond naar huis.
B hoestte de longen uit zijn lijf.

Een andere bekende van B had hem die maandagavond letterlijk
in de kou laten staan. B zou die nacht bij hem kunnen blijven
slapen. Ze zouden elkaar daarom om kwart over acht voor het
CS treffen. B had geen mobiele telefoon en deze andere man
ook niet. De man was niet komen opdagen en toen B naar diens
huis liep was daar een vriend op bezoek en kwam B niet gelegen.

"Heb je nog verder gekeken voor een plaats om te overnachten?"
B antwoordde dat hij gebeld had naar de nachtopvang die hem
opnieuw hadden verteld helemaal vol te zitten. Bij het CWI had
B een formulier meegekregen dat hij me liet zien. Het zag eruit
alsof het ingevuld moest worden door een verhuurder die aangaf
B in huis te willen nemen. Dit inmiddels in vieren opgevouwen
vodje was B door de ambtenaar meegegeven als antwoord op zijn
vraag waar hij die nacht zou kunnen slapen.
Daar liepen we dus weer, B en ik, op weg naar mijn kamertje.
Hij zou opnieuw bij mij logeren. Ik was kwaad en voelde me hier
schuldig over naar B.

Daar besefte ik het en ik zei: "Het spijt me dat ik stil ben, B,
maar ik ben boos. Niet op jou, maar op dit systeem. Weet je,
ik werk en over mijn loon wordt belasting geheven om bijvoorbeeld
de sociale voorzieningen van te betalen. Maar kijk, het werkt niet."
Ik zweeg weer. Wat hadden B en ik hierover te zeggen? Ieder op onze
eigen manier stonden we hier machteloos in. We liepen zij aan zij
zwijgend door de Nijmeegse straten richting mijn kamer.
Alleen de straatgeluiden en B's hoesten klonken er.

"Ben je vandaag weer de hele dag op het Centraal Station geweest?"
vroeg ik wat verder op weg aan B.
B zei zijn "Ja" op zachte en vragende toon.
B's verhalen over zichzelf kolkten nu door mijn geest, mijn
niet-begrijpen groeide en groeide tot ik niet meer anders kon
dan hem te vragen: "Houd je eigenlijk wel van jezelf? Waarom blijf
je de hele dag in de kou staan terwijl je ook binnen kan zijn?
En hoe kun je zonder van jezelf te houden ooit aan je ideale
wereld bouwen?"

Een snik naast mij weerklonk. Oef, in de roos, dacht ik.
B's idealisme noemde hij "in stukken geslagen". Dat maakte dus
het verschil in onze standpunten: We spraken wel over hetzelfde,
maar toch vanuit een heel andere blik. Het deed (en doet) mij
pijn dat B zijn ideale wereld slechts kon laten zien aan de hand
van de verschillende scherfstukken in zijn handen,
als een soort herinnering aan wie-hij-ooit-was.

Misschien duurde het wel een uur dat B thuis huilde op mijn
schouder. Ik dacht ondertussen: het stopt wanneer B stopt -en
de minuten tikten en draaiden zich de geschiedenis in.
"Al jouw idealen zijn de mijne, B. We hebben ze met elkaar gedeeld.
Geloof je dat je ooit weer heel kunt zijn?" vroeg ik.
"Ja," snikte B in mijn jas, opgevolgd door meer stille tellen.

De muziek op mijn laptop is allemaal netjes gecategoriseerd.
Er staat ook een aardig gevuld mapje afrikaanse muziek op, waar
ik het nu wel gepast voor vond deze eens op shuffle aan te zetten.
O! Het was alsof er een toverstafje door mijn kamer had gezweefd
en B betoverd had. Al vaker hadden we tegen elkaar gezegd dat de
woorden "music" en "magic" niet voor niets zo op elkaar leken,
nu deed die magie haar werk bij B. Ondersteund door de klanken
uit Afrika vertelde hij honderduit over zijn herinneringen aan
Ghana met zoveel energie en passie. Mijn kamer vulde zich met de
energieke geest van B. Ik heb zijn levensenergie gezien.

Die ochtend liep B weer met me mee over de straten op weg naar
mijn werk. We namen afscheid. Ik zei dat ik niet wist wat ik moest
zeggen. B bedankte mij.
"Jij hebt je best gedaan, jouw ogen zijn open. Ik ga straks
naar het CWI en ik heb daar een contactpersoon. Hij heeft beloofd
te zorgen dat ik een voorschot op mijn uitkering krijg en een
plaats om te wonen."

"We zien elkaar gauw weer, B."
Vuist tegen vuist en van daaruit naar onze harten.
"Ik kom gauw weer bij je op bezoek," antwoordde B en liep
zwaaiend weg -en ik naar mijn werk.

Zit ik hier achter mijn laptop te denken hoe ik deze blog kan
afronden. Dit verhaal kent jammer genoeg nog geen einde. B is de
afgelopen nacht niet blijven logeren. Ik keek door mijn raam
naar buiten. Strepen van gure, natte sneeuw waaiden voorbij.
Nu zouden niet mijn kamer en m'n dagelijkse greep uit de portemonnee,
maar de van onze belastinggelden betaalde voorzieningen hem warmte
en onderdak verschaffen. Hoe werkelijk waar ook, ik voelde me
afschuwelijk schuldig geen passende oplossing voor B te kunnen zijn.


Had ik er vertrouwen in dat onze overheid zich nu over B ontfermde?

Hotel Living-room, deel IV.

Nijmegen, 7 december 2008.

"Had ik er vertrouwen in dat onze overheid zich nu over B ontfermde?"
Zo eindigde mijn vorige blog, maar niet mijn leven.

Afgelopen dinsdagochtend hadden B en ik afscheid van elkaar genomen zoals hierboven beschreven.
Die dinsdag moest ik opnieuw werken van 8:30 - 17:00 uur, maar op mijn werk aangekomen ging ik nog voordat mijn werktijd begon naar de floormanager om vrij te vragen -wat ik goden zij dank kreeg.
Thuis aangekomen dook ik meteen terug mijn bed in en sliep tot voor het avondeten.

Na mijn avondeten kwam er niet veel meer uit mij en nog voor middernacht lag ik alweer compleet uitgeput te slapen. Ik had niet alleen onderdak geboden,ik had ook uit alle macht geprobeerd B warmte, voedsel voor lichaam en geest en een luisterend oor te geven. Ik was volledig op, leeggezogen misschien wel. Maar kon ik dat B kwalijk nemen? Allerminst.

Ik voelde en voel me zo immens schuldig dat ik B niet langer in huis kan nemen, niet omdat ikzelf eraan onderdoor ga, omdat het niet werkt op een kamer van 30m2 en omdat het ook niet mag in een van een huisbaas gehuurde kamer.

Daarnaast sluimert er constant een ander argument mee om B niet langer in huis te nemen.
De vraag of ik iemand die niet van zichzelf houdt help door zijn verantwoordelijkheden van hem over te nemen.
Ik had zijn vuur gezien toen hij over zijn verleden in Ghana sprak en over hoe volgens hem de huidige samenleving eruit zag. Dat vuur brandde hoog en levendig -en datzelfde vuur zou hij ten gunste van zichzelf kunnen gebruiken. Daar had ik hem die dagen ook vaker op gewezen. En B wist.
Dus B weet ook hierin dat huis en haard niet zomaar even komen aanwaaien.

Gisteravond, voor het slapen gaan, keek ik naar buiten en zag dat het buiten guur was. Hopend dat B onderdak zou hebben gevonden viel ik in slaap. Het was half vier toen er tegen mijn raam geklopt werd.
Mijn hart bonkte in mijn keel. Dat Sinterklaas niet bestond wist ik wel. Ik had ook wel een groot vermoeden wie dit dan waarschijnlijk wel zou zijn.

Ik dook in mijn duster en keek even door de rieten rolluiken waar ik B’s silhouet doorheen voor de voordeur zag staan. Aan zijn bewegingen zag ik dat hij mij had zien staan. Een paar seconden erna luidde een korte deurbel. Op dat moment was mijn lichaam een antenne voor allerlei emoties die zich erop afvuurden: verdiet, boosheid, wanhoop, angst, medelijden, twijfel, vastbeslotenheid. Als in een droom gevangen drukten mijn kamermuren tegen mijn lijf en longen in het besef dat B daar toch echt voor mijn deur stond.
“Waarom zie je dat dit niet kán?” fluisterde ik terwijl ik mijn kamer uit richting voordeur liep.

Het moment waarop de deur zich tussen hem en mij weer sloot was afschuwelijk. Stemmen in mij bestraften mij en scholden mij uit voor harteloos en zwak. De stem van mijn buik die ik zoveel mogelijk leidraad van mijn leven laat zijn, zei dat dit de beste keuze was die er daar en toen te maken viel.

Natuurlijk wist ik voor deze ervaring al dat er veel mensen zonder dak boven hun hoofd leven, maar het zo aan den lijve te ondervinden, een zo bijzonder mens buiten te moeten laten staan, omdat ik nu eenmaal niet de middelen en de ruimte heb om hem wel voor langere tijd te laten logeren, heeft een wond in mijn ziel gemaakt. Ik kan het hem niet kwalijk nemen dat hij het toch nog eens probeerde en toch word ik er nog boos om. Boos op mezelf. Boos op een samenleving die niet goed zorgt voor mensen zonder huis. En ook boos op B, omdat hij had gezien en van me had gehoord waarom en dat hij niet langer blijven kón en, ondanks onze opgebouwde vriendschapsband (of toch dankzij?), mij toch om nog meer vroeg (terwijl ik al leeg-gegeven was). Maar o, reageert een andere stem in mij dan, in zijn positie zou ik hoogstwaarschijnlijk precies hetzelfde doen.

De balans tussen zorgen voor jezelf en voor een ander, daar ben ik enorm mee geconfronteerd. En ook met de haperingen in ons zorgstelsel. Maar daar hoef ik menigeen niets over te vertellen. Er is nog een lange weg te gaan voordat we het samen-leven weer een beetje onder de knie hebben. Het enige wat we kunnen doen om hier een stukje dichterbij te komen is ons eigen best. En als we dat allemaal doen kunnen er nog eens wonderen gebeuren! Dat geloof ik.

Gisteren hoorde ik trouwens van een bekende dat haar moeder en zij B ook nog een nacht opgevangen hadden. De nacht volgend op die waarin hij rond 3:30 uur aan mijn raam geklopt had en ik, terwijl mijn hart scheurde, hem niet binnen liet, had hij bij hen mogen logeren. Hen was ook opgevallen hoe groot zijn gebrek aan zelfliefde was.

Bij hen riep het dezelfde vraag op als bij mij: “Help je iemand die niet van zichzelf houdt eigenlijk wel als je die persoon liefdevol verzorgt?” Help je dan eigenlijk niet juist een ongezond patroon van die persoon in stand te houden? Dan nog blijft zijn situatie schrijnend en onze zorgstaat in gebreke.

Deze hele ervaring met B heeft me enorm aan het denken gezet. Tot nog toe is er een soortement poëtisch destillaat in me ontwikkeld in de woorden:

“Via jouw ogen heb ik -zij’t enkele stonden- de donkere bodem van het bestaan aangeraakt.”

Zojuist errug lang gebeld met een vriendin. Zij heeft zelf op straat gestaan en is diep in haar leven gegaan. Zij kan zich voor mijn gevoel wat beter in B’s situatie verplaatsen dan ik. En zij zei iets moois:
“Ik ben er achter gekomen dat er mensen zijn die hulp krijgen en dit aangrijpen om hun leven mee op te bouwen en mensen die hulp krijgen en als ze van jou geen hulp meer krijgen wachten tot iemand anders ze weer hulp biedt, maar niet zelf zullen gaan bouwen aan een beter leven.”
Iemand zal zelf de draad op moeten willen pakken.

“You can bring the horse to the river, but you can’t make him drink.”

"Had ik er vertrouwen in dat onze overheid zich nu over B ontfermde?"
Zo eindigde mijn vorige blog maar niet B's leven.